Begrippenlijst

Definities van of uitleg bij begrippen uit deze Governancecode.

Belangenverstrengeling (Principe 2)

Vermenging van het belang van de uit publieke middelen gefinancierde mediaorganisatie met het persoonlijk of zakelijke belang van (een) medewerker(s) of van derden. Dit kan het objectief beslissen of handelen in het belang van de mediaorganisatie schaden en in het uiterste geval leiden tot het bevoordelen van bepaalde personen of bedrijven. Naast belangenconflicten kunnen zich ook conflicten van plichten voordoen (‘dubbele pet’).

Belangrijke journalistieke functionarissen (Principe 2)

In ieder geval hoofdredacteuren en overige gezichtsbepalende presentatoren (‘anchors’).

Bestuur (Principe 1 t/m 7)

Het orgaan van een mediaorganisatie dat belast is met het besturen van de organisatie en in dat kader onder meer verantwoordelijk is voor de realisatie van de doelstellingen, de strategie en het gevoerde beleid, ook m.b.t. de toepassing van de Governancecode.
Het bestuur kan verschillende vormen hebben, waaronder een Raad van Bestuur of een (statutaire) directie. Op 01-01-18 hanteren alle landelijke publieke media-instellingen en de NPO het RvT-model.

Betrokkene (Regeling A)

Degene die, al dan niet in dienst, werkzaam is ten behoeve van een landelijke publieke mediaorganisatie.

Betrouwbaarheid (Principe 2, 6)

Op een medewerker moet men kunnen rekenen. Hij houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij op grond van zijn functie beschikt wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Code

Zie Governancecode

Collegiaal bestuur (Principe 4)

Bestuursvorm waarbij alle leden van het bestuur even belangrijk zijn en de voorzitter de eerste onder zijn gelijken is (Latijn: ‘primus inter pares’).

Commissie

De Commissie ter bevordering van goed bestuur en integriteit publieke omroep, beter bekend als Commissie Integriteit Publieke Omroep (‘CIPO’).

Dienstbaarheid (Principe 2, 6)

Het handelen van een medewerker is altijd en volledig gericht op het belang van de media-instelling, rekening houdend met het gemeenschappelijk belang van het bestel van publieke media-instellingen.

Financiële belangen en beleggingen (Principe 2)

Van een financieel belang of belegging is sprake bij het hebben van aandelen in een onderneming, van recht op bijzondere tantième- of winstrechten, dan wel van een bepaalde vorm van zeggenschap.

Niet in alle gevallen is aan medewerkers op voorhand duidelijk welke ondernemingen moeten worden aangemerkt als sectorgerelateerd of met welke bedrijven de mediaorganisatie een zakelijke verhouding heeft. Uitgangspunt is dat medewerkers in redelijkheid hun verantwoordelijkheid nemen en zo goed mogelijk handelen, ook naar de geest van de code. Dat betekent dat zij in ieder geval evidente sectorgerelateerde belangen en beleggingen melden (voorbeeld: in productiebedrijven) en bij twijfel contact opnemen met de compliance officer.

Wat betreft door derden beheerde beleggingsportefeuilles, mag van medewerkers worden verlangd dat zij zich in redelijkheid informeren over de samenstelling van de fondsen van deze derden.

Functionaliteit (Principe 2, 6)

Het handelen van een medewerker heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult binnen het publieke omroepbestel.

Gedragscode

Zie Governancecode

Governancecode

De Governancecode Publieke Omroep, zoals vastgesteld door de Raad van Bestuur van de NPO op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Mediawet 2008.

Hoogst verantwoordelijke (Regeling A, B)

Degene die alleen of samen met anderen rechtstreeks de hoogste zeggenschap heeft bij een mediaorganisatie (de operationele leiding; het bestuur). Indien het vermoeden van een misstand betrekking heeft op het bestuur, moet waar in A.2 (Melden binnen de mediaorganisatie) en in B.8 ((Voor)onderzoek n.a.v. een melding) sprake is van de hoogst verantwoordelijke, worden gelezen: de raad van toezicht van de mediaorganisatie.

Jaarverslag (Principe 5, 6, 7 en Regeling B)

Jaarlijks verslag van de uitvoering van taken en bevoegdheden van het bestuur (bestuursverslag) en die van de raad van toezicht, inclusief de jaarrekening.

Leidinggevende (Principe 2, 6 en Regeling A, B)

Degene die direct leiding geeft aan de medewerker.

Medewerkers (Principe 2, 6)

Diegenen die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij een mediaorganisatie, de voorzitter en de leden van het bestuur (ook directeuren) en de voorzitter en de leden van de RvT.

De mediaorganisaties nemen in overeenkomsten met opdrachtnemers een bepaling op waardoor opdrachtnemers zich conformeren aan de uitgangspunten van de Gedragscode.

Mediaorganisatie

Een organisatie waarop de Gedragscode zoals bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Mediawet 2008, van toepassing is. Dat zijn alle landelijke publieke media-instellingen en de stichting NPO.

Misstand (Regeling A)

Zie: Vermoeden van een misstand

Onafhankelijkheid (Principe 1, 2, 4, 5, 6)

Het handelen van een medewerker wordt niet beïnvloed door oneigenlijke belangen en zelfs de schijn daarvan wordt vermeden.

Openheid (Principe 2)

Het handelen van een medewerker is transparant zodat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over zijn handelen.

Q.q.-nevenfunctie (Principe 2)

Nevenfunctie die een medewerker verricht omdat deze hoort bij zijn hoofdfunctie. Q.q. is de afkorting van het Latijnse ‘qualitate qua’: ‘in de hoedanigheid van’ of ‘ambtshalve’.

Raadsman (Regeling A)

Iedere persoon die het vertrouwen van de medewerker geniet en op wie een geheimhoudingsplicht rust of die schriftelijk aan de organisatie verklaart een geheimhoudingsplicht te accepteren.

Raad van toezicht (RvT)

Het orgaan van een mediaorganisatie dat in ieder geval belast is met het toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken bij de mediaorganisatie en met het adviseren van het bestuur.

Schriftelijke toestemming (Principe 2)

Onder schriftelijke toestemming wordt ook verstaan de toestemming die op elektronische wijze tot stand is gekomen, bijvoorbeeld via e-mail of in een daartoe ingericht elektronisch systeem.

Spijtoptant (Regeling A)

Iemand die spijt heeft van zijn betrokkenheid bij een misstand en die in ruil voor (gedeeltelijke) rechtsbescherming samenwerkt met de mediaorganisatie of CIPO.

Topfunctionaris (Principe 2)

Voor het begrip Topfunctionaris wordt aangesloten bij de definitie zoals opgenomen in de WNT:

Functionarissen die behoren tot de groep van hoogste leidinggevenden binnen een rechtspersoon of instelling, die leidinggeven aan de gehele rechtspersoon of instelling. Als topfunctionaris wordt aangemerkt degene die:

  • behoort tot de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling (die aan het hoofd staan van de gehele rechtspersoon of instelling);
  • hoogste ondergeschikte is of behoort tot de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan de hiervoor bedoelde organen én in deze rol (gezamenlijk) verantwoordelijk is voor de gehele rechtspersoon of de gehele instelling;
  • belast is met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling.

Afhankelijk van het organogram, zullen bij de ene instelling of rechtspersoon de leden van slechts één managementlaag als topfunctionarissen aangemerkt worden, terwijl bij een andere instelling of rechtspersoon de leden van meerdere managementlagen als topfunctionarissen aangemerkt worden. Per instelling of rechtspersoon zal bezien moeten worden welke functionarissen als topfunctionaris aangemerkt moeten worden.
Bij sommige instellingen worden zowel het bestuur als de leden van het directieteam, respectievelijk de directeur van de instelling als topfunctionaris aangemerkt. Indien er een raad van toezicht of raad van commissarissen is, zullen ook de leden van dit orgaan als topfunctionaris worden aangemerkt.

Verantwoordelijke (Regeling A)

Leidinggevende die direct of indirect zeggenschap heeft over het onderdeel van de mediaorganisatie waar de medewerker werkzaam is of was, of waarop het vermoeden van een misstand betrekking heeft.

Vermoeden van een misstand (Regeling A)

Het vermoeden van een medewerker dat binnen de mediaorganisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt, of bij een andere mediaorganisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:

  1. het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de medewerker bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de medewerker heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en
  2. het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van een
  • wettelijk voorschrift;
  • gevaar voor de volksgezondheid;
  • gevaar voor de veiligheid van personen;
  • gevaar voor de aantasting van het milieu;
  • gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.

Vertrouwenspersoon (Regeling A)

Degene die door de hoogst verantwoordelijke is aangewezen om als zodanig voor de organisatie van de werkgever te fungeren, of is aangewezen door de raad van bestuur om voor de landelijke publieke omroep als geheel als zodanig te fungeren.

Werkgever

Degene die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten.

Werknemer (Regeling A, B)

Degene die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht of heeft verricht dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid verricht of heeft verricht.

Zorgvuldigheid (Principe 2, 6 en Regeling B)

Een medewerker behandelt externe betrokkenen met respect en weegt de belangen van partijen op correcte wijze af.