Deze regeling bevat de procedure voor het omgaan met een (vermoeden van een) misstand. Voor de toepassing van deze Regeling is dat het vermoeden van een medewerker dat binnen de mediaorganisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt, of bij een andere mediaorganisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:
- het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de medewerker bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de medewerker heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie; en
- het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van
een wettelijk voorschrift;
een gevaar voor de volksgezondheid;
een gevaar voor de veiligheid van personen;
een gevaar voor de aantasting van het milieu;
een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.
De regeling draagt bij aan het scheppen van omstandigheden die het melden van mogelijke misstanden soepel moeten laten verlopen. Het goed omgaan met het melden van een vermoeden van een misstand is van belang omdat het onder meer leidt tot het (tijdig) onderkennen en oplossen van een misstand, waardoor mogelijke schade kan worden voorkomen of beperkt; het voorkomen van benadeling en daarmee beschadiging van de melder te goeder trouw en tot het waarborgen van een goed meldklimaat, zodat signalen over een vermoede misstand ook in de toekomst tijdig op de juiste plaats komen. Hierbij gelden de volgende overwegingen:
- Overeenkomstig bepaling 2.12, gaat een medewerker zorgvuldig en discreet om met data en overige informatie waarover hij op grond van zijn medewerkerschap beschikt.
Een medewerker dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens indien door de openbaarmaking de goede vervulling van de arbeid van de medewerker of het goede functioneren van de onderneming van de werkgever, voor zover dit in verband staat met de vervulling van de arbeid van de medewerker, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd; - Een medewerker is in beginsel, op grond van het beginsel van goed werknemerschap, verplicht tot geheimhouding van bijzonderheden over de onderneming waarvan hij het vertrouwelijke karakter begrijpt of redelijkerwijs moet begrijpen en waarvan hij kennis draagt door of op basis van bijvoorbeeld de arbeids- of opdrachtovereenkomst;
- Een uitzondering kan gelden wanneer de medewerker in redelijkheid kan denken dat het algemeen belang de openbaarmaking van gedachten of gevoelens als hierboven bedoeld, of de bekendmaking van bijzonderheden als hierboven bedoeld, noodzakelijk maakt;
- Een medewerker zal niet wegens de openbaarmaking als bedoeld in het vorige lid worden benadeeld in zijn positie in de organisatie. (Zie verder A.5);
- Een (vermoeden van een) misstand hoeft niet alleen betrekking te hebben op het functioneren van de mediaorganisatie waar de medewerker werkt of heeft gewerkt, maar kan ook betrekking hebben op het functioneren van de landelijke publieke omroep als geheel.